C5HN00K1 - 607

CONTROLE GELEIDING EN ISOLATIE VAN DRAAD (DRADEN)

LET OP : een meting van de weerstand wordt verricht met losgenomen stekkers, gebruik niet de schakelaar van de BIP 722 om een weerstand te meten .

LET OP : vergeet bij het meten van de weerstand niet de weerstand van de draden van het meetgereedschap af te trekken .

1 - OPSPOREN VAN EEN ONDERBREKING IN EEN CIRCUIT

Meet de weerstand R1 :

• R1 ≤ 1 Ω : de draad is niet onderbroken
• R1 = 199,9 kΩ : de draad is onderbroken

2 - OPSPOREN VAN EEN KORTSLUITING MET MASSA

Meet de weerstand R2 :

• R2 = 199,9 kΩ : de draad maakt geen kortsluiting met massa
• 1 Ω ≤ R2 ≤ 199,9 kΩ : de draad maakt gedeeltelijk kortsluiting met massa
• R2 ≤ 1 Ω : de draad maakt kortsluiting met massa

3 - OPSPOREN VAN EEN KORTSLUITING TUSSEN TWEE DRADEN

Meet de weerstand R3 :

• R3 = 199,9 kΩ : de draden maken onderling geen kortsluiting
• 1 Ω ≤ R3 ≤ 199,9 kΩ : de draden maken onderling gedeeltelijk kortsluiting
• R3 ≤ 1 Ω : de draden maken onderling kortsluiting

4 - OPSPOREN VAN EEN KORTSLUITING MET PLUS

Zet het contact aan .

Schakel de ontvangers in waarvan wordt vermoed dat ze kortsluiting maken met de betreffende draad .

Meet de spanning U1 :

• U1 = 0 V : de draad maakt geen kortsluiting met +
• U1 niet gelijk aan 0 V : de draad maakt kortsluiting met +